Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij schafte de [35]paarden af, die de koningen van Juda voor de zon [36]gesteld hadden, van den ingang van het huis des HEEREN, tot de [37]kamer van Nathan-melech, den hoveling, die in [38]Parvarim was; en de wagenen der [39]zon verbrandde hij met vuur. 35. Sommigen verstaan dit van levende paarden, die ter ere van de zon gehouden en gebruikt werden; want zekere mannen [alzo enigen menen] waren geordineerd om des morgens de opgaande zon met deze paarden van het huis des Heeren tot het huis van Nathan Melech in het gemoet te rijden, en die te groeten, te aanbidden en godsdienstiglijk te vereren. Anderen verstaan niet dan de beeltenissen dezer paarden en wagens. 36. Of, gegeven hadden. 37. Dat is, tot het huis. 38. Of, in de voorsteden; te weten, der stad Davids, niet ver van den tempel gelegen. Het Hebreeuwse woord Parvarim nemen sommigen voor den naam ener plaats bij den tempel; doch wat het voor een plaats geweest is, is onbekend. 39. Dat is, ter ere van de zon, naar de wijze der heidenen gemaakt.